Deze aflevering is deel 2 en gaat over de heide in Oisterwijk. U krijgt onderweg volop informatie! Ooit telde Nederland 600.000m2 heide, nu nog maar 6.000. Hoe zag de heide er uit na 1850? Frans Kapteijns vertelt het u!
Heide na 1850:
Kijk dit is Oisterwijk, met Frans Kapteijns als presentator is een serie die eerder gemaakt is voor de Lokale Omroep Voor Oisterwijk. Deze aflevering is uit najaar 2005.
Meer info over Frans Kapteijns
Geschiedenis
Heide bij Elspeet
Heide is een benaming voor vegetatie vooral bestaand uit dwergstruiken uit de Hei- en Kraaiheifamilie. Heide komt in een beperkt aantal landen voor. Behalve in Nederland en Vlaanderen ook in de kuststrook van West-Europa, Groot-Brittannië en Ierland. Het is een typische vegetatie die zich thuis voelt in streken waar een zeeklimaat heerst, met een hoge luchtvochtigheid en niet al te warme zomers en geen strenge winters.
De natuurlijke verspreiding van heidevegetaties bestaat uit ontkalkte delen van het (duinlandschap) (met name in Noord-Nederland), gebergtes boven de boomgrens en de randen van hoogvenen. De heide in het binnenland is een cultuurlandschap ontstaan door onttrekking van voedingsstoffen door begrazing en afplaggen van zandige gronden. Uit stuifmeelonderzoek blijkt dat ook in het binnenland altijd wel heidevegetaties voorkwamen, maar de grote boomloze heidevelden en de zandverstuivingen zijn ontstaan door de intensivering van de schapenteelt gedurende de Middeleeuwen.
De heiden ontstonden aan het eind van de middeleeuwen. De afgelegen gebieden werden overdag begraasd door schapen die ’s nachts in de stal bleven, waarvan de bodem jaarlijks met verse heiplaggen bedekt werd, zogenaamde potstallen. De stalmest werd ieder jaar naar de akkers gebracht, die daardoor geleidelijk werden opgehoogd. Deze vorm van landbouw met de karakteristieke esdorpen en herdgangen bleef tot het einde van de 19e eeuw bestaan. In 1898was nog ruim twintig procent van de oppervlakte van Nederland ‘woeste grond’ en die bestond hoofdzakelijk uit heiden.
De uitvinding van de kunstmest verminderde de behoefte aan schapenmest en maakte het mogelijk de heiden tot landbouwgrond te ontginnen. Daarnaast werden veel heiden in bos omgezet. Speciaal met dit doel werd Staatsbosbeheer opgericht. Ongeveer tegelijkertijd ontstond de belangstelling voor de heide bij natuurbeschermers. Als gevolg hiervan zag Staatsbosbeheer af van de bebossing van waardevolle heiden en kocht Natuurmonumenten grote heiden, waaronder de Kampina en de Brunssummerheide. Aan het eind van de 20e eeuw bestond nog minder dan één procent van Nederland uit hei. Behalve demilitaire oefenterreinen zijn vrijwel alle overgebleven heiden thans eigendom van Staatsbosbeheer, de Vereniging Natuurmonumenten en de Provinciale Landschappen.
Heide na 1850
Heide na 1850