Dit tweede deel gaat over een aantal vennen in Oisterwijk, o.a. het van Esscheven, Witven, Voorste Goorven.
Er zijn 400 vennen in Nederland waarvan er zo’n 10% in Oisterwijk liggen. De wandeling gaat langs een aantal mooie vennen en u krijgt onderweg volop informatie!
Kijk dit is Oisterwijk
met Frans Kapteijns als presentator is een serie die eerder gemaakt is voor de Lokale Omroep Voor Oisterwijk, kortweg Lovo. Deze leerzame en leuke aflevering is uit 2005. Totaal zijn er in de serie Kijk, dit is Oisterwijk ruim 125 afleveringen gemaakt van dit interessante natuurprogramma. Frans Kapteijns is PR Boswachter bij Natuurmonumenten en kent de omgeving van Oisterwijk op z’n duimpje. Voor meer info over de Oisterwijkse bossen en vennen kijk op de site vanNatuurmonumenten.
De vennen
Een bekende definitie van een ven is die van Westhoff:
“Een ven is een meestal ondiepe plas met wisselende waterstand, in oppervlakte variërend van enkele deciaren tot enkele hektaren”.
Westhoffs opmerking dat vennen ondiep zijn en een wisselende waterstand hebben is correct en essentieel voor de meest karakteristieke groep vennen, zoals uitgewaaide laagten, maar gaat bijvoorbeeld niet op voor de zogenoemde pingoruïnes. Ook de geringe omvang is geen absolute voorwaarde.
Het voorkomen van vennen was vanouds beperkt tot heidevelden op pleistocene dekzandgebieden. Er zijn echter een paar uitzonderingen. Zo is de Brunssummerheide een zeldzaam voorbeeld van een heide op miocenezandgronden. De Oisterwijkse bossen lijken op alledaagse naaldbossen, maar bepaalde gedeelten zijn zeer oud en zijn nooit heide geweest. Vanaf de 19e eeuw tot omstreeks 1960 werden de meeste heidevelden ontgonnen waardoor heel veel vennen verdwenen. Wanneer heide tot bos werd ontgonnen bleven de vennen daarin vaak gespaard; in het landbouwgebied verdwenen de meeste, terwijl de weinige die overbleven vaak ernstig te lijden kregen van eutrofiëring.
In een zeer groot deel van de vennen heeft zich veengroei voorgedaan. Hoogstwaarschijnlijk zijn zeer vele heidevennen kleinschalige veengebiedjes geweest, die na vervening weer uit open water gingen bestaan. In Drenthe worden deze plassen vaak ‘veentjes’ genoemd. Volgens etymologen is het woord ven, een begrip dat volgens Westhoff in Brabant moet zijn ontstaan, in haar oorsprong niet te scheiden van het begrip veen. In kustgebieden, met name in Friesland, maar dan gespeld met een f, komt het woord ven ook voor als woord voor zowel veenderijen als grazige weiden. In de Peel werden grootschalige hoogveenvlaktes vaak met het woord ven aangeduid. Een belangrijke uiteenzetting over dit onderwerp is gegeven door W. Osta.
Sommige namen van vennen hebben de term meer in zich, maar onderscheid tussen een ven of een meer valt niet aan te geven.