Het verhaal van de familie Bing begint bij Fritz Bing, geboren op 12 december 1882 in Neurenberg. Aan de universiteit van Erlangen studeert hij rechtswetenschappen. Vervolgens promoveert hij aan de universiteit van Würzburg tot doctor op de dissertatie Entwicklung des Nürnberger Stadthaushalts von 1806 bis 1906. Fritz werkt als vennoot op het advocatenkantoor van zijn schoonvader Max Hachenburg in Mannheim.
Fritz Bing trouwt op 10 maart 1914 met Grete Hachenburg. Grete, die op 10 mei 1890 in Mannheim is geboren, is de dochter van Max Hachenburg (1860-1951), een in zijn tijd vooraanstaand bedrijfsjurist en publicist en van Lucie Simons (1868-1933). Fritz en Grete krijgen drie kinderen: Helmut (Jean Michel) (1914-1989), Albert Felix (1919-1935) en Heinz Wolfgang (1922-1942).
In 1932 bekeert de familie Bing zich tot het christelijke geloof en worden zij lid van de katholieke kerk in Duitsland. Hun namen zijn in 2010 opgenomen in een Martyrologium (martelarenboek) van de Duitse katholieke kerk in de twintigste eeuw. Het gezin Bing verhuist in maart 1934 naar Nederland en vestigt zich in Den Haag, waar Fritz het management overneemt van een internationaal centrum voor juridische en economische studies in Den Haag. Zoon Helmut verhuist niet mee. Hij gaat in 1934 voor zijn studie naar Lille. Albert Felix, de tweede zoon van Fritz en Grete, overlijdt in 1935 op bijna 16-jarige leeftijd. De oorzaak van zijn overlijden is onbekend. Hij ligt begraven op de RK-begraafplaats St. Petrus Banden te Den Haag.
Heinz Bing, de jongste zoon, brengt zijn middelbareschooltijd door in Huize Katwijk, een exclusief internaat in Den Haag voor kinderen uit een welgesteld milieu, dat geleid wordt door jezuïeten. In tegenstelling tot het kleinseminarie worden de leerlingen hier voorbereid op een carrière buiten de kerk. Eind 1940 moet Huize Katwijk worden ontruimd ten behoeve van de Duitsers. Voor de interne leerlingen wordt een nieuw onderkomen gevonden in Wassenaar, namelijk in Denneheuvel.
Na september 1940 mogen Joden met een niet-Nederlandse nationaliteit, zoals de vele vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk, maar ook die uit Rusland en Polen, niet langer in kustplaatsen zoals Den Haag wonen. De meesten vertrekken naar een andere woonplaats in Nederland. Zo ook de familie Bing. Zij verhuizen naar Oisterwijk, waar zij aan de Lindeparklaan bij J.P. van der Linden komen te wonen. Zoon Heinz blijft echter op het internaat in Den Haag en later Wassenaar. Uiteindelijk komt ook hij naar Oisterwijk en voegt zich bij zijn ouders.
In 1941 trekt de familie Bing vervolgens in bij het gezin van Martinus Dominicus. Zij wonen dan aan de Burgemeester Canterslaan 5 waar ze een zit-huiskamer en een slaapkamer hebben. Zoon Jan Dominicus omschrijft het echtpaar Bing later als volgt: hij kort en dik, zij lang en mager. Mevrouw Bing leed aan suikerziekte, haar eten moest altijd gewogen worden en ze had daarvoor een koperen weegschaaltje.
De Duitsers hadden de christelijke kerken in Nederland toegezegd dat christen-Joden die voor 1 januari 1942 zijn gedoopt, niet weggevoerd zouden worden. Als echter op 26 juli 1942 vanaf de kansels een protesttelegram tegen de Jodendeportaties wordt voorgelezen, besluit rijkscommissaris Seyss-Inquart dat de katholieke Joden alsnog opgepakt zullen worden. Op 2 augustus 1942 worden in alle delen van het land 245 katholieke Joden opgepakt.
In de nacht van 1 op 2 augustus krijgt J. Verstappen, chef-veldwachter te Oisterwijk, opdracht van de SD (Sicherheitsdienst) om de katholieke Joden te arresteren en over te brengen naar de kazerne van de Duitse politie te Tilburg. Midden in de nacht gaat de chef-veldwachter eerst naar het huis van burgemeester Verwiel en vraagt hem of hij ‘dezen last’ moet uitvoeren. ‘Hoewel met een bezwaard gemoed, heb ik hem gezegd aan bedoelde lastgeving te moeten voldoen, aangezien het hier Duitsche Joden betrof, dus personen van andere dan Nederlandsche nationaliteit’ zo luidt het antwoord van de burgemeester.
Diezelfde nacht nog, dus in de nacht van zaterdag 1 op zondag 2 augustus, wordt de familie Bing van haar bed gelicht. Veldwachter P. Berkers en chef-veldwachter J. Verstappen bellen omstreeks vijf uur ’s ochtends aan bij de familie Dominicus. Volgens zoon Jan probeert zijn vader Martinus Dominicus de agenten te overreden terug te gaan en te zeggen dat de familie Bing al vertrokken is. Martinus Dominicus zal er dan voor zorgen dat de familie onmiddellijk ergens anders ondergebracht zal worden. Maar beide veldwachters zijn niet te vermurwen. Volgens Jan Dominicus gaf zijn moeder de familie Bing nog eten mee.
Per auto worden ze door Verstappen en Berkers afgeleverd bij de kazerne van de Duitse politie te Tilburg. Vandaar gaat het eerst naar kamp Amersfoort en vervolgens op 4 augustus naar kamp Westerbork. Ook hier verblijven ze slechts enkele dagen.
Fritz en Grete en hun zoon Heinz maken deel uit van een transport van 987 personen dat op 7 augustus 1942 ’s ochtends om half vier vanuit Westerbork vertrekt en op 8 augustus in Auschwitz arriveert. Het transport bestaat vooral uit Joden die tot het katholieke geloof waren bekeerd. Edith Stein, een Joods Duitse filosofe die in het karmelietessenklooster was ingetreden, maakt eveneens deel uit van dit transport. 523 van de 987 personen worden bij aankomst in Auschwitz vrijwel direct naar de gaskamers geleid. Grete Bing behoort tot deze groep. De overige 315 mannen en 149 vrouwen worden in het kamp geplaatst. Zowel Fritz Bing als zijn zoon Heinz Wolfgang behoren tot deze groep. Zij komen uiterlijk 30 september 1942 om het leven.
Na hun deportatie worden hun bezittingen door de Duitse autoriteiten geïnventariseerd en opgeslagen. Volgens opgave gaat het om kleding, ondergoed, een koffer en ongeveer honderd religieuze- en leesboeken.
Zoon Jean Michel (Helmut), de oudste van de drie kinderen, verhuist in 1934, na afronding van de middelbare school, naar Lille in Frankrijk. Daar gaat hij onder meer journalistiek studeren, het beroep dat hij later gaat uitoefenen. In 1940 wordt hij Frans staatsburger. Hij overleeft de oorlog door aanvankelijk in het niet bezette deel van Frankrijk te verblijven. In de loop van de oorlog verhuist hij naar Zwitserland.
Jean Michel trouwt voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog met Yvonne Fromont. Het echtpaar krijgt zes kinderen die alle zes nog in Frankrijk en Engeland leven. Ondertussen zijn er al 24 kleinkinderen en meerdere achterkleinkinderen geboren.
Na afloop van de oorlog doet Jean Michel meerdere pogingen om het lot van zijn ouders en zijn broer te achterhalen. Uiteindelijk krijgt hij in 1948 van het Nederlandse Rode Kruis te horen dat alle drie de familieleden in 1942 in Auschwitz om het leven zijn gekomen.
Volgens de kinderen van Jean Michel sprak hun vader niet of nauwelijks over zijn herinneringen aan zijn ouders en zijn broer en zijn belevenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Jean Michel was wat de oorlog betreft voor zijn kinderen een gesloten boek.